Salve, Regína, mater misericórdiae;
vita, dulcédo et spes nostra, salve.
Ad te clamámus, éxsules fílii Evae.
Ad te suspirámus, geméntes et flentes
in hac lacrimárum valle.
Eia ergo, advocáta nostra,
illos tuos misericórdes óculos
ad nos convérte.
Et Iesum, benedíctum fructum ventris tui,
nobis post hoc exsílium osténde.
O clemens, o pia, o dulcis Virgo María.
Wees gegroet, Koningin, Moeder van barmhartigheid;
ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet.
Tot u roepen wij, ballingen, kinderen van Eva;
tot u smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen.
Daarom dan, onze voorspreekster,
sla op ons uw barmhartige ogen;
en toon ons, na deze ballingschap,
Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot.
O goedertieren, o liefdevolle, o zoete Maagd Maria.